- Herken een voorbeeld in de tekst: namen, plaatsen (gebouwen, landen, steden), getallen, %, data, opsommingen.
- Voorbeelden worden gebruikt om de grote lijn of hoofdgedachte duidelijk te maken.
- Probeer te begrijpen en interpreteren wat de (gemeenschappelijke) functie van de voorbeelden in de tekst is.
- Trek een conclusie door de mogelijke antwoorden na te lopen.